Dat meldt het CBS op basis van cijfers uit de Veiligheidsmonitor 2019
Slachtoffers van woninginbraak voelen zich vaker onveilig dan mensen die dat niet waren. Hun algemene onveiligheidsgevoelens en ook die in de eigen buurt zijn groter. Ook schatten ze de kans groter in om binnen afzienbare tijd opnieuw slachtoffer te worden en gedragen ze zich voorzichtiger. Na een inbraak treffen veel slachtoffers maatregelen om hun woning te beveiligen. Dat meldt het CBS op basis van cijfers uit de Veiligheidsmonitor 2019.
In 2019 gaf bijna 2 procent van de Nederlanders van 15 jaar of ouder aan in de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van woninginbraak of een poging daartoe. Omgerekend zijn dat ongeveer 240 duizend mensen. Van degenen die in deze periode een keer slachtoffer waren van woninginbraak of een poging daartoe, voelde bijna de helft (47 procent) zich weleens onveilig in het algemeen. Van degenen bij wie meermaals is ingebroken, zei ruim 60 procent dat. Dat is ongeveer het dubbele van degenen die in het afgelopen jaar geen slachtoffer van woninginbraak waren. Ook het percentage dat zich vaak onveilig voelt is onder inbraakslachtoffers duidelijk groter.
De onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt laten vergelijkbare uitkomsten zien: slachtoffers van inbraak voelden zich ook vaker onveilig in de eigen woonomgeving dan degenen die geen slachtoffer zijn geweest.
Hoge risico-inschatting inbraakslachtoffers
Inbraakslachtoffers voelen zich niet alleen onveiliger, ze denken ook een groter risico te lopen om opnieuw een woningbraak mee te maken. Van de slachtoffers bij wie in de afgelopen 12 maanden een keer werd ingebroken denken bijna 4 op de 10 dat de kans op een nieuwe inbraak in het komende jaar (heel) groot is. Van degenen bij wie meermaals werd ingebroken denken bijna 6 op de 10 dat. Van de personen bij wie in het afgelopen jaar niet werd ingebroken denkt minder dan 1 op de 10 dat dit zal gebeuren.
Meer vermijdingsgedrag, meer voorzorgsmaatregelen
Inbraakslachtoffers vermijden thuis ook vaker onveilige situaties en ze gedragen zich voorzichtiger. Van degenen die in de afgelopen 12 maanden een keer een woninginbraak meemaakten, zegt 16 procent ’s avonds vaak niet open te doen uit veiligheidsoverwegingen. Van degenen die meerdere keren slachtoffer waren, zegt 26 procent dit. Dit is respectievelijk twee en drie keer zo vaak als bij personen die in de afgelopen 12 maanden geen inbraakslachtoffer waren (8 procent). Ook laten slachtoffers van woninginbraak vaker ’s avonds het licht branden bij afwezigheid. Een meerderheid van 55 à 60 procent zegt dit vaak te doen, tegen 45 procent van degenen die geen slachtoffer zijn geweest.
Meer beveiligingsmaatregelen
Na de inbraak treffen slachtoffers veelal maatregelen om hun woning (extra) te beveiligen. Van degenen die in de afgelopen 12 maanden slachtoffer waren van woninginbraak had voorafgaand aan de inbraak 56 procent extra veiligheidssloten op de buitendeuren. Na de inbraak is dat gestegen naar 72 procent. Vóór de inbraak had een kwart van de mensen buitenverlichting (zonder sensor), na de inbraak was dat ruim de helft. Ook voor andere beveiligingsmaatregelen, zoals camerabewaking of een alarminstallatie, geldt dat die na de woningbraak vaker aanwezig zijn.