De combinatiepreparaten van inhalatiecorticosteroïden en luchtwegverwijders zijn populair, zowel bij astma als bij COPD.
Huisartsen schrijven deze combinatie voor aan 38 procent van de volwassen patiënten met astma en aan 39 procent van de patiënten met COPD. Dit blijkt uit onderzoek van het Instituut voor Verantwoord Medicijngebruik en het NIVEL in opdracht van Zorginstituut Nederland.
Bij 8 procent van de nieuw gediagnosticeerde patiënten is deze combinatie de eerst voorgeschreven stap na het stellen van de diagnose, zelfs nog voor kortwerkende luchtwegverwijders. De richtlijnen adviseren juist een stapsgewijze benadering. Huisartsen geven de ernst van de klachten van de patiënt als reden om direct beide geneesmiddelgroepen in te zetten.
Van de patiënten met COPD gebruikt bijna de helft een inhalatiecorticosteroïd. Deze middelen kunnen het aantal astma-aanvallen (exacerbaties) verminderen, maar hebben het nadeel dat ze de kans op longontsteking vergroten. Daarom hebben ze maar een beperkte plaats in de richtlijnen voor de behandeling van COPD.
Lage therapietrouw
Het onderzoek inventariseerde daarnaast problemen bij het gebruik van inhalatoren en de therapietrouw bij deze middelen. Veel gebruikers van geneesmiddelen voor astma of COPD staken het gebruik van deze middelen: 28 procent in het eerste jaar en nog eens 39 procent daarna. Huisartsen komen regelmatig onjuist gebruik van inhalatoren tegen bij hun patiënten.
Het onderzoek is gebaseerd op voorschrijfgegevens van huisartsen die deelnemen aan NIVEL Zorgregistraties eerste lijn. Daarnaast werden huisartsen, praktijkondersteuners en praktijkverpleegkundigen uit 14 huisartspraktijken geïnterviewd en deden de onderzoekers dossier- en literatuuronderzoek.