Het lukt bij steeds meer vormen van kanker om in het lab uit tumorweefstel van een patiënt mini-tumoren, organoïden, te kweken
De ene kanker is de andere niet. Daarom is er ook niet één behandeling die altijd het beste is voor alle patiënten. Onderzoeker Else Driehuis (Hubrecht Instituut/UMC Utrecht) kweekt in het lab minitumoren uit tumorcellen van patiënten met verschillende soorten kanker, zoals hoofd-halskanker en alvleesklierkanker. Op de mini-tumoren van alvleesklierkanker zijn vervolgens tientallen medicijnen getest. “Bij de minitumor van iedere patiënt was een ander medicijn het meest effectief. Dat is een belangrijke bevinding, want die pleit voor een gepersonaliseerde aanpak van de behandeling.”
Het lukt bij steeds meer vormen van kanker om in het lab uit tumorweefstel van een patiënt mini-tumoren, organoïden, te kweken. Groot voordeel is dat je daarop buiten het lichaam verschillende medicijnen kunt testen. Patiënten hebben daar dus geen last of bijwerkingen van. In de toekomst is dit mogelijk een goede werkwijze om een patiënt een gepersonaliseerd medicijn te geven, waarvan in het lab is gebleken dat het bij hem of haar aanslaat. Onderzoeker Else Driehuis: “Tot nu toe is het bij kanker lang niet altijd mogelijk om van tevoren te testen of een medicijn bij een patiënt wel succesvol zal zijn.“ Else promoveerde op 1 oktober op haar onderzoek naar de inzetbaarheid van organoïden. Haar onderzoek werd gesteund door het Oncode Instituut, ZonMw en KWF Kankerbestrijding.
Sluipmoordenaar
Bij meer dan de helft van de patiënten met alvleesklierkanker (ook wel pancreascarcinoom) is de ziekte bij het ontdekken ervan al zo ver gevorderd (stadium vier), dat een jaar later nog maar tien procent in leven is. Een tumor in de alvleesklier zit er vaak al lang voordat iemand klachten krijgt. Die ontstaan namelijk vaak pas nadat de tumor zich flink heeft uitgebreid en is doorgegroeid in een ander orgaan of in de zenuwbanen rond de alvleesklier. Hierdoor wordt deze vorm van kanker vrijwel nooit vroeg ontdekt. Alvleesklierkanker wordt om die reden ook wel een sluipmoordenaar genoemd. Jaarlijks krijgen ongeveer 2.500 mensen alvleesklierkanker.
76 medicijnen
In de alvleesklier komen diverse soorten cellen voor. Uit deze cellen kunnen verschillende soorten tumoren ontstaan. De meest voorkomende vorm van alvleesklierkanker is kanker van de afvoerbuisjes. Een ander woord hiervoor is adenocarcinoom. Op zoek naar meer kennis, kweekten Else en haar collega’s in het lab onder meer tumoren van deze vorm van kanker. “De cellen hiervoor kwamen van patiënten die net waren geopereerd of zijn via een punctie met een dunne naald uit de alvleesklier gehaald”, vertelt patholoog Lodewijk Brosens (UMC Utrecht). “Dat laatste is belangrijk, want maar een klein deel van de patiënten met alvleesklierkanker kan worden geopereerd omdat de tumor vaak al te ver is doorgegroeid.” In het laboratorium zijn vervolgens minitumoren gekweekt uit de alvleeskliertumorcellen. Op 24 van die minitumoren zijn vervolgens 76 verschillende medicijnen getest, waaronder gangbare vormen van chemotherapie, nieuwere targeted therapie en een combinatie daarvan. Uit het onderzoek blijkt dat per mini-tumor, afkomstig van een individuele patiënt, een ander medicijn het beste werkte. “We zagen dat bij elke patiënt een ander medicijn de tumorcellen het meest effectief doodmaakte”, zegt Else. “Dat is een belangrijke bevinding en tegelijkertijd een verontrustende gedachte. Tot nu toe worden deze patiënten veelal met dezelfde chemotherapie behandeld.”
Bemoedigend
Deze resultaten pleiten voor een gepersonaliseerde aanpak van de behandeling. Technisch is dat mogelijk, maar verder onderzoek moet wel nog uitwijzen of de resultaten bij de mini-tumoren in het lab gelijk zijn aan die in het lichaam van de patiënt. Else: “We zijn er nog niet, maar als je nagaat hoeveel vooruitgang er de afgelopen tien jaar op dit gebied is geboekt, dan is dat zeker bemoedigend. Inmiddels zijn er veel meer medicijnen op de markt die goed kunnen werken, maar wel alleen bij bepaalde groepen patiënten. We moeten nog leren welk medicijn voor wie het beste werkt.”