Wetenschappers vonden verbanden tussen 12 groepen darmbacteriën en depressieve gevoelens

De bacterie-samenstelling in de darmen hangt samen met depressieve gevoelens. Dat blijkt uit onderzoek onder duizenden Rotterdammers en Amsterdammers, gepubliceerd in Nature Communications.

Dat wat er in je darmen gebeurt, invloed heeft op hoe je je voelt, is niet nieuw. ‘Onderzoek naar bacteriën, virussen en gisten die leven in de darm en hun invloed op de hersenen is een hype’, vertelt universitair docent Robert Kraaij van het Erasmus MC. Hij voegt daar samen met collega’s in een artikel in Nature Communications nieuwe kennis aan toe. Namelijk: het darm-microbioom hangt samen met depressieve gevoelens.

Oververtegenwoordiging
De wetenschappers vonden verbanden tussen 12 groepen darmbacteriën en depressieve gevoelens. Een microbioom met een lagere diversiteit aan bacteriën of een onder- of oververtegenwoordiging van bepaalde bacteriesoorten hield verband meer depressieve symptomen. Dit verband was van dezelfde ordegrootte als dat voor reeds bekende risicofactoren voor depressie zoals roken, alcoholgebruik, weinig bewegen en overgewicht.

De studie werd uitgevoerd bij 1054 deelnemers aan het ERGO-onderzoek van het Erasmus MC en 3211 deelnemers van de HELIUS-studie van het Amsterdam UMC. De samenstelling van darm-microbioom bepaalden de onderzoekers uit ontlasting en depressieve gevoelens werden gemeten met vragenlijsten.

Neurotransmitters
Opvallend was dat een aantal van de twaalf gevonden bacteriegroepen stoffen kunnen produceren die een belangrijke rol spelen bij depressie. Dat zijn neurotransmitters, zoals glutamaat, butyraat, serotonine en gamma aminoboterzuur (GABA). ‘We weten al dat depressie de oorzaak kan zijn van een veranderd microbioom, doordat mensen met depressieve klachten andere dingen gaan eten. Maar dit is een eerste voorzichtige aanwijzing dat het verband mogelijk ook de andere kant op werkt’, legt Kraaij uit. Hij bedoelt daarmee dat darmbacteriën stoffen afgeven die via de bloedbaan in de hersenen terechtkomen en daar depressie veroorzaken.

Wegpesten
De volgende stap voor de wetenschappers is om aan te tonen dat zo’n oorzakelijk verband daadwerkelijk bestaat. ‘Als dat zo is, kunnen we gaan denken aan een nieuwe behandeling van depressie met bijvoorbeeld antibiotica of probiotica. Maar daarvoor moeten we eerst precies uitzoeken welke bacteriën we moeten wegpesten of aanmoedigen’, aldus Kraaij.

Eerder onderzoek had al laten zien dat er tussen bevolkingsgroepen verschillen zijn in het optreden van depressie. In een tweede artikel in Nature Communications laten onderzoekers van het Amsterdam UMC en de UvA nu zien dat deze etnische ongelijkheid in depressieve klachten deels samenhangt met etnische verschillen in de samenstelling van het microbioom.

Dit onderzoek is een samenwerking tussen het Amsterdam UMC, de UvA en het Erasmus MC. Betrokken promovendus is Djawad Radjabzadeh (Erasmus MC, Laboratory for Population Genomics, van de afdeling Inwendige Geneeskunde). Najaf Amin (Erasmus MC, Epidemiologie; Oxford Population Health) en Robert Kraaij  (Erasmus MC, Laboratory for Population Genomics, van de afdeling Inwendige Geneeskunde) begeleidden het onderzoek.

Jos Bosch en Anja Lok leidden het onderzoek in Amsterdam (UvA, Amsterdam UMC).