Onderzoeker van de afdeling Psychiatrie van Amsterdam UMCV onderwierp mensen met OCS die zijn behandeld met diepe hersenstimulatie aan een MRI-scan
De hersenen van patiënten met obsessieve-compulsieve stoornissen (OCS), als smetvrees of steeds checken of het licht uit is, blijken veel overeenkomsten te hebben met die van patiënten met angststoornissen. Dat blijkt uit onderzoek van prof. Guido van Wingen van de onderzoeksgroep diepe hersenstimulatie van de afdeling Psychiatrie van Amsterdam UMC.
Van Wingen onderwierp mensen met OCS die zijn behandeld met diepe hersenstimulatie aan een MRI-scan. Hij zag dat het netwerk dat te maken heeft met angst werd beïnvloed. Een artikel hierover verschijnt op 30 april in het wetenschappelijke tijdschrift Brain.
Dit onderzoek zet de kennis over OSC op een ander spoor. “De laatste tijd dacht men dat deze stoornis apart was en ze kreeg een eigen vermelding in het diagnostische handboek van psychiaters”, zegt Van Wingen. “Nu blijkt dat op grond van dit onderzoek niet helemaal terecht. OCS zit veel dichter bij angststoornissen dan we dachten.”
Niet meer normaal functioneren
Van Wingen onderzocht patiënten met OSC die diepe hersenstimulatie kregen. Daarbij wordt een elektrode in een bepaald deel van het brein geplaatst (capsula interna, een vezelbaan van witte stof die onderaan in het midden van beide hersenhelften van de grote hersenen loopt). De elektrode geeft voortdurend een lichte stroomprikkel af van circa 5 volt. Het gaat hierbij om mensen die door hun stoornis niet meer normaal kunnen functioneren en bij wie alle andere middelen, zoals medicijnen en gedragstherapie niet aanslaan. De resultaten van diepe hersenstimulatie bij dwangstoornissen zijn goed en verzekeraars vergoeden de behandeling.
Zelfde behandeling voor angststoornissen?
Van Wingen heeft MRI-scans gemaakt bij zestien van deze patiënten. Op de beelden zag hij welk hersendeel wordt gestimuleerd na de behandeling. “Uit de scans bleek dat diepe hersenstimulatie een hersennetwerk verandert. Dat deel is belangrijk voor angst en niet het netwerk waarmee OCS vooral wordt geassocieerd.”
Deze bevinding heeft een aantal gevolgen. Allereerst werpt dit ander licht op OCS. En het effect op angst kan betekenen dat diepe hersenstimulatie mogelijk ook bij angststoornissen gebruikt kan worden. De techniek wordt inmiddels veelvuldig toegepast bij een aantal aandoeningen, zoals parkinson, depressie en OCS. Voor angststoornissen kwam deze therapie echter nog niet in beeld. Van Wingen vindt dat dit moet veranderen en wil daarnaar meer onderzoek gaan doen.