De kindersportgeneeskunde is een onontgonnen terrein in de wetenschap

Kinderen met sportblessures komen van heinde en verre naar het Erasmus MC voor het spreekuur van Linda van den Berg, de enige echte kindersportarts van Nederland.

Van den Berg heeft een aanstelling bij de afdeling Orthopedie en Sportgeneeskunde, én in het Sophia Kinderziekenhuis. Ze behandelt kinderen met acute sportblessures, zoals letsel aan de voorste kruisband en de meniscus na een ongelukkige val of overtreding. Maar er komen ook kinderen met chronische klachten door overbelasting. De kids zijn afkomstig uit het gehele spectrum van de jeugdsport. Van 13-jarige amateurtjes van VV Barendrecht met verrekte hamstrings tot jonge topskiërs met problemen aan hun kruisband.  

Onontgonnen
De kindersportgeneeskunde is een onontgonnen terrein in de wetenschap. Naast het behandelen van sportblessures, houdt ze zich daarom bezig met onderzoek. Zo bekijkt ze de effecten van sporten op het leven van kinderen met een chronische ziekte. Kinderen met chronische ziekten bewegen doorgaans veel minder dan hun gezonde leeftijdgenoten.  

Gelukkiger
‘Kinderen die bewegen zijn gelukkiger, weten we uit eerder onderzoek’, vertelt Van den Berg. ‘Maar is sporten wel goed voor kinderen met chronische aandoeningen? We denken van wel, maar dat weten we eigenlijk niet zeker.’  Ze onderzoekt daarom het effect van goede beweging op vier verschillende chronische aandoeningen: aangeboren hartafwijkingen, spierziekten, longziekten en IBD, chronische darmontsteking. 

‘Kinderen die bewegen zijn gelukkiger’
‘We onderzoeken kinderen met deze aandoeningen onder andere op uithoudingsvermogen, spierkracht, voedingstoestand, botdichtheid en kwaliteit van leven. We hebben inmiddels de kinderen met IBD onderzocht en zijn geschrokken van de geringe hoeveelheid beweging die zij krijgen.’ 

Maatwerk
Van den Berg hoopt bij alle chronische aandoeningen te kunnen aantonen dat sporten en bewegen soelaas biedt aan kinderen met een chronische ziekte. ‘Het zal voor iedere aandoening maatwerk zijn’, voorspelt ze. ‘Bij kinderen met spierziekten is het misschien goed om een eiwitrijke voeding te adviseren naast het beweegadvies, om hun spieren in conditie te houden.’ 

Ook niet onbelangrijk: ‘Dit onderzoek gaat ook ouders helpen. Ouders van kinderen met een hartafwijking vinden het bijvoorbeeld heel spannend om hun kinderen te laten sporten en bewegen. Als je hen kunt bewijzen dat sporten juist goed is voor hun kind, zullen ze het met een gerust hart naar een kinderfeestje laten gaan.’ 

Overvloedig
En dan zijn er nog al die kinderen die juist overvloedig bewegen: gymnastiek op school, balletjes trappen op het pleintje om de hoek, één keer per week trainen op het voetbal-, korfbal- of hockeyveld, oefenen in de turnzaal, en op zaterdag een wedstrijdje. Daar komen soms blessures van. 

Groei
Sportblessures zijn bij kinderen een vak apart. Ze zijn in de groei en dat geeft blessures die zich  bij volwassenen niet meer manifesteren. ‘Of het nou een preolympisch toptalent skiën is, of een jochie dat bij de plaatselijke hockeyvereniging speelt, ik zie hen allemaal even graag. Ze moeten allemaal de rest van hun leven met hun knieën doen.’ 

Samen met de orthopedisch chirurgen Dagmar Kempink,  Tom Piscaer en Duncan Meuffels bepalen we of –en zo ja wanneer– een operatie nodig is om de blessure te verhelpen.  Daar koppelen we dan ook weer onderzoek aan: is het kind dat wel is geopereerd uiteindelijk beter af dan het kind dat we niet hebben geopereerd?’ 

Daarnaast werkt ze nauw samen met kindercardiologen. ‘Wij maken bijvoorbeeld bij de jeugdspelers van voetbalclub Feyenoord een hartfilmpje om te zien of het hart in orde is. Zo hopen de topsportclubs te voorkomen dat jonge voetballers totaal onverwacht een hartstilstand krijgen.’ 

Covid-19
De Covid-19-pandemie heeft ook voor sportende jongeren onverwachte gevolgen, heeft Van den Berg gezien. Kinderen en jongeren mochten gedurende de eerste lockdown niet sporten. Wat kinderartsen altijd al zagen in zomervakanties, was dat jongeren dikwijls een groeispurt ontwikkelen. Ze sporten dan wat minder en van die gelegenheid maakt het lichaam vermoedelijk gebruik om een soort inhaalslag te maken.  

‘Tijdens de lockdown in maart zagen we hetzelfde gebeuren: jongeren sportten helemaal niet meer en hun lijf nam een groeispurt. Rondom zo’n groeispurt is het lichaam veel gevoeliger voor blessures. Toen in juni de lockdown werd opgeheven, gingen veel jongeren weer volop sporten. Het gevolg is dat we nu veel blessures door overbelasting zien. 

Schuitje
Anderzijds zag Van den Berg ook dat het met jongeren die al voor de lockdown met overbelasting kampten, het nu gedwongen rustig aan moesten doen. ‘Voor hen was de lockdown wel even goed: ze namen gedwongen rust, zonder dat ze daarover erg boos of gefrustreerd waren. Iedereen zat immers in hetzelfde schuitje.’