Volgens de Algemene Rekenkamer is het niet waarschijnlijk dat patiënten minder vaak met lege handen de apotheek moeten verlaten

Om medicijntekorten in apotheken tegen te gaan, verplicht de minister van VWS sinds 2023 groothandels en handelsvergunninghouders om buffervoorraden van medicijnen aan te houden. Maar de minister weet niet of de voorraden hierdoor daadwerkelijk groter geworden zijn. Volgens de Algemene Rekenkamer is het niet waarschijnlijk dat patiënten minder vaak met lege handen de apotheek moeten verlaten.

De plicht om een buffer aan te houden, bestond al sinds de invoering van de Geneesmiddelenwet. In 2023 heeft de minister duidelijk gemaakt hoe groot de buffervoorraad precies moet zijn, om ervoor te zorgen dat apothekers bevoorraad blijven worden met medicijnen. Van ieder medicijn waarop de beleidsregel van toepassing is, moet een buffervoorraad worden aangehouden. Die voorraad is het aantal weken dat een medicijn in ieder geval nog leverbaar moet zijn. Voor handelsvergunninghouders geldt in 2024 een termijn van 6 weken, voor groothandels 2 weken.

Daarvoor heeft de minister het budget voor intramurale geneesmiddelen met € 10 miljoen verhoogd, en het budget voor apotheekzorg met € 15 miljoen verhoogd naar € 5,7 miljard. De minister ging er toen nog vanuit dat de voorraad niet 6 weken, maar 5 maanden zou worden. Ondanks de latere vermindering van de verplichte voorraad, is de verhoging van het budget niet aangepast. 

Geen zicht op resultaten
De minister kan niet vaststellen of de verplichte medicijnvoorraad werkt. De minister weet namelijk niet of de bedrijven genoeg medicijnen als buffer bewaren. Ook het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) levert die informatie niet op. De minister weet daardoor niet of bedrijven zich houden aan de verplichting. Ze heeft geen zicht op hoe groot de tekorten voor patiënten in de apotheek zijn. Het is ook niet duidelijk hoe groot de medicijnvoorraden waren die werden aangehouden vóór het ingaan van de regel. Daardoor is het niet na te gaan of de voorraden nu groter zijn.

De IGJ zegt op basis van de inspecties dat de meeste bedrijven zich netjes houden aan de regel. Maar de Algemene Rekenkamer zegt dat de IGJ dat eigenlijk niet kan weten. Dat komt doordat bedrijven allemaal op hun eigen manier berekenen hoeveel voorraad ze nodig hebben. Die modellen zijn voor IGJ moeilijk te doorgronden. Bovendien is het voor de IGJ niet mogelijk om alle voorraden fysiek na te tellen. Dat komt onder andere doordat de voorraden soms op een andere plek liggen dan bij het bedrijf dat IGJ inspecteert. Ze kijken dus alleen naar de administratie van het bedrijf. Of deze voorraadadministratie klopt, gaat de IGJ niet na.

Niet waarschijnlijk dat maatregel iets veranderd heeft
De Rekenkamer heeft geen reden om aan te nemen dat er iets is veranderd sinds de invoering van de plicht. Sommige bedrijven hebben zelf al belang bij aanhouden van voldoende buffervoorraden. Zij voldeden sowieso al aan de regel. Bij andere bedrijven kan de verplichting wel tot ander gedrag leiden, maar alleen als die wordt gehandhaafd. De Rekenkamer betwijfelt of dat op dit moment goed lukt, omdat de IGJ nu niet goed kan controleren.

Publicaties
Resultaten verantwoordingsonderzoek 2024 ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Bron: De Algemene Rekenkamer