Het uiteindelijke doel van de studie, is dat niertransplantatiepatiënten een leven lang met hun transplantaat kunnen doen

Hoe gaan we ervoor zorgen dat een donornier na de transplantatie een leven lang mee gaat? Nefroloog prof. dr. Dennis Hesselink van het Erasmus MC Transplantatie Instituut gaat dat uitzoeken, onder meer door mini-donorniertjes te kweken in het lab.

Hesselink heeft van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en de Nierstichting een grote subsidie van 2,3 miljoen euro gekregen voor het project One Kidney for Life. Hij gaat daarmee onderzoek doen naar gepersonaliseerde behandeling met immunosuppressiva na niertransplantatie.

Succesvolle behandeling
‘Niertransplantatie is een succesvolle behandeling bij nierfalen. Maar een donornier gaat niet een heel leven lang mee. Patiënten moeten op zeker moment opnieuw een transplantatie ondergaan, soms zelfs een derde of vierde keer’, vertelt Hesselink. ‘Dat is voor patiënten zelf ingrijpend, maar heeft ook een nadelig effect op de wachtlijst voor niertransplantatie.’

Het uiteindelijke doel van de studie, die vijf jaar moet gaan duren, is dat niertransplantatiepatiënten een leven lang met hun transplantaat kunnen doen. Maar de onderzoekers zijn ook al tevreden als het lukt de levensduur van de donornier flink te verlengen.

Bijwerkingen
Uitgangspunt is het bijslijpen van de immuunsysteem-onderdrukkende medicatie die patiënten na hun transplantatie moeten slikken. Die medicatie is noodzakelijk, maar heeft veel bijwerkingen. De geneesmiddelen verzwakken het immuunsysteem waardoor gebruikers vatbaar zijn voor infecties en een verhoogde kans hebben op bepaalde tumoren.

‘Paradoxaal genoeg is het geneesmiddel tacrolimus, dat de hoeksteen vormt van de immunosuppressieve behandeling na transplantatie, toxisch voor de nier. Er kan daardoor fibrose – verlittekening – ontstaan in de donornier. Daarbij krijgt nog steeds één op de vijf patiënten te maken met een afstoting van het niertransplantaat’, schetst Hesselink.

Voortborduren
Hesselink en zijn co-onderzoekers borduren in het project voort op het gegeven dat de ene patiënt meer immunosuppressivanodig heeft dan de andere. Ze willen daarom eerst inzicht krijgen hoe dat zit.

Er komen drie onderzoekslijnen in de studie. ‘In de eerste plaats gaan we proberen te begrijpen hoe die processen bij afstoting werken. We hopen op termijn te kunnen voorspellen welke patiënt een groter risico loopt op afstoting. Daarmee kunnen we de standaard immunosuppressieve behandeling die iedere patiënt na de transplantatie krijgt, verder gaan finetunen.

Deel twee van de studie vindt plaats in het laboratorium. ‘We willen ook het ontstaan van fibrose op het transplantaat beter begrijpen. Daarom gaan we organoïden – mini-niertjes – kweken. Die maken we van cellen van de donornier van de patiënt. Vervolgens gaan we kijken hoe die organoïden reageren op tacrolimus. Op die manier kunnen we – per patiënt – gaan sleutelen aan de combinaties van afweeronderdukkende medicijnen.’

Batterij medicijnen
Deel drie van de studie richt zich op het wezen van de patiënt. Mensen met een donornier slikken hun hele leven lang een enorme batterij medicijnen – soms wel dertig pillen per dag. Naast tacrolimus krijgen patiënten ook andere immunosuppressiva en moeten ze geneesmiddelen gebruiken ter voorkoming van infecties met virussen, bacteriën en schimmels. ‘En daarbij gebruiken ze dan ook nog geneesmiddelen om de bloeddruk te verlagen, suikerziekte te behandelen enzovoort.’

Hesselink en zijn co-onderzoekers gaan onderzoeken welke barrières patiënten ondervinden bij het slikken van al die medicijnen. Nefrologen zoals Hesselink zien vaak dat patiënten moeite hebben om dat slikregime vol te houden. ‘Therapieontrouw is een veel voorkomend probleem bij transplantatiepatiënten. We gaan daarom groepjes patiënten uitnodigen in een ‘living lab’ om daar meer inzicht in te krijgen. Samen met patiënten willen we nieuwe strategieën ontwikkelen om de therapietrouw te vergroten.’

Diagnostiek
Het laatste deel van de studie gaat over geld. Een leven lang onder controle blijven van een specialist is duur, zeker als dure diagnostiek zoals het meten van biomarkers en nierbiopsieën wordt ingezet. Daarbij is de zorg overbelast.

Hesselink wil onderzoeken of de hoge kosten van state-of-the-art diagnostiek toch leiden tot economisch voordeel. ‘Je zou misschien denken dat allerlei dure testen de zorg vooral duurder maken. Maar als door de implementatie van dit soort testen een nier langer meegaat, levert dat waarschijnlijk economisch voordeel op. Dat gaan we bestuderen middels een zogenaamde early Health Technology Assessment (eHTA) in samenwerking met de Erasmus School of Health Policy and Management. ‘We gaan ook kijken of we het onderzoek van nierbiopten kunnen verbeteren door bijvoorbeeld het gebruik van AI om de biopten te scoren.’

Het is voor het eerst dat het NWO zoveel geld beschikbaar stelt voor een studie naar niertransplantatie. Over vijf jaar hoopt Hesselink resultaten te kunnen laten zien. Wie weet kunnen straks veel meer patiënten hun leven lang met hun donornier doen, net als onze patiënt Leen Gijse.

Medeonderzoekers (de workpackage leaders) zijn Jan-Stephan Sanders (UMCG), Luuk Hilbrands en Raphael Duivenvoorden (RadboudUMC), Martin Hoogduijn en Emma Massey (Erasmus MC) en Esther de Bekker Grob (Erasmus School of Health Policy and Management).  Dennis Hesselink is consortiumleider.

Lees meer info over de subsidie op de site van de NWO en de Nierstichting.

Passende zorg
Het Erasmus MC biedt de zorg die aansluit bij de behoefte van de patiënt: zorg die de patiënt samen met de behandelaar kiest. En zorg die plaatsvindt op de juiste plek: in ons universitair medisch centrum, een ander ziekenhuis, thuis of waar dan ook. Zoals beschreven in Koers28, de strategie van het Erasmus MC.  

Bron: Erasmus MC