Omdat het risico op dikkedarmkanker vrij hoog is, was de verwachting dat het aantal mutaties in het DNA van volwassenen stamcellen daaruit hoger zou zijn dan bij de lever en de dunne darm.

Dikkedarmkanker komt veel meer voor dan bijvoorbeeld kanker in de dunne darm of de lever. Omdat kanker ontstaat door mutaties in het DNA, was de verwachting dat in volwassen stamcellen van de dikke darm méér mutaties te vinden zouden zijn dan in die van de andere organen. Onderzoek van Myrthe Jager van het UMC Utrecht laat echter zien dat dit niet zo is: in volwassen stamcellen van de dikke darm, de dunne darm en de lever is het aantal mutaties dat per jaar optreedt gelijk. Een verrassende uitkomst. 
 
Eén op de drie mensen krijgt kanker. De belangrijkste risicofactor hiervoor is ouder worden. Ongeveer 90 procent van de patiënten met kanker is ouder dan 50 jaar. Tumorvorming ontstaat door veranderingen (mutaties) in het genoom, die zich gedurende ons leven opstapelen in ons DNA. Hoe ouder we zijn, hoe meer mutaties. Daarnaast zijn er andere factoren die het risico op kanker beïnvloeden, zoals blootstelling aan zonlicht en alcoholgebruik.

Mini-orgaantjes
Het risico op tumorvorming is niet voor alle organen gelijk. Zo lijdt ongeveer 13 procent van de patiënten met kanker aan dikkedarmkanker, terwijl dunnedarmkanker heel zeldzaam is. Bij de darm is aangetoond dat juist mutaties in de volwassen stamcel tot darmkanker kunnen leiden. 
Om het DNA van volwassen stamcellen te bestuderen, maakte Jager gebruik van organoïden: ‘mini-orgaantjes’, opgekweekt uit volwassen stamcellen. Daarbij vermeerderde ze enkele stamcellen tot organoïden, tot er genoeg cellen waren om het hele menselijke genoom te bestuderen. Vervolgens zocht zij naar DNA-mutaties in volwassen stamcellen uit de lever, de dunne darm en de dikke darm van gezonde mensen van verschillende leeftijden, voorafgaand aan het ontstaan van kanker. 

Omdat het risico op dikkedarmkanker vrij hoog is, was de verwachting dat het aantal mutaties in het DNA van volwassenen stamcellen daaruit hoger zou zijn dan bij de lever en de dunne darm. Tot verbazing van de onderzoeker blijkt het aantal mutaties dat per jaar optreedt in alle drie deze typen stamcellen echter gelijk. “Het is dus niet zo dat een opeenstapeling van mutaties één-op-één is te vertalen naar een groter risico op kanker”, concludeert Myrthe. “Bovendien lopen stamcellen in de dikke en de dunne darm bijna hetzelfde type mutaties op: zogeheten Signature 1-mutaties. Ook dat is dus geen verklaring voor het feit dat dikkedarmkanker meer voorkomt dan dunnedarmkanker.
 
Alcoholisme

Een tweede verrassend resultaat betreft de mutaties in het DNA van leverstamcellen van alcoholisten. Hoewel deze groep een veel hoger risico op leverkanker heeft, is het aantal mutaties dat per jaar optreedt in alcoholische leverstamcellen gelijk aan dat in gezonde leverstamcellen. Bovendien is hetzelfde mutatieproces (Signature 5-mutaties) actief in alcoholische en gezonde leverstamcellen. Myrthe: “Er is zeker een relatie tussen alcoholisme en een hoger risico op leverkanker, alleen ligt ook hier de verklaring niet in de opeenstapeling van mutaties in volwassen stamcellen.
 
Slechte mutaties
Het onderzoek leverde ook aanwijzingen op waar de oorzaak mogelijk wél gevonden zou kunnen worden. In de dikke darm werden, in tegenstelling tot de dunne darm en de lever, enkele complexere mutaties gevonden waarbij de structuur van het DNA was aangedaan. In de lever daarentegen lijken juist de cellen met potentieel kankerverwekkende mutaties goed te gedijen.Mogelijk komt dit door chronische ontsteking, bijvoorbeeld als gevolg van overmatig alcoholgebruik.  Dit zou erop kunnen duiden dat het remmen van ontstekingen een rol kan spelen bij het tegengaan van leverkanker. Hiervoor is echter vervolgonderzoek nodig.  Wellicht is het mogelijk om op deze processen in te spelen om kanker te voorkomen.