Prediabetes is nog geen officiële ziekte, maar het wordt steeds duidelijker dat er al schade optreedt in dit stadium

Mensen met prediabetes hebben al subtiele schade in de witte stof van hun hersenen, wat uiteindelijk tot een achteruitgang kan leiden in het cognitief functioneren. Prediabetes is een voorstadium van diabetes type 2. In deze fase kan het veranderen van leefstijl nog positieve effecten hebben en voorkomen dat iemand daadwerkelijk diabetes type 2 krijgt. Uit de resultaten van dit onderzoek van het Maastricht UMC+ blijkt opnieuw dat prediabetes geen onschuldige aandoening is. De bevinden werden onlangs gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift Diabetes Care.

Voor dit onderzoek werden de MRI-scans van 2200 deelnemers aan de Maastricht Studie geanalyseerd, van wie er bijna 350 prediabetes hebben. Deze grote cohortstudie onderzoekt op diverse fronten het ontstaan, het verloop en de behandeling van diabetes en prediabetes. Om vast te stellen of iemand prediabetes heeft, worden er glucosetesten afgenomen. Als het lichaam bloedsuiker minder goed verwerkt, maar nog niet dusdanig slecht dat er sprake is van diabetes, spreken we van prediabetes.

Preventie
Miranda Schram, een van de onderzoekers: "Prediabetes is nog geen officiële ziekte, maar het wordt steeds duidelijker dat er al schade optreedt in dit stadium. Hoe eerder je dan start met gezonder eten en meer bewegen, hoe groter de kans dat je diabetes kunt voorkomen." De schade door onvoldoende doorbloeding (ook wel ischemische schade genoemd), die duidt op zuurstofgebrek, bevindt zich bij mensen met prediabetes vooral in de witte stof in de hersenen. Die verbindt de verschillende hersengebieden met elkaar. Het was al langer bekend dat mensen met diabetes dit soort schade in het brein hebben, wat de kans op cognitieve problemen 15-20 jaar later vergroot.

Het artikel en de auteurs
De titel van het artikel in Diabetes Care, waarin deze resultaten staan beschreven, is 'Prediabetes Is Associated With Structural Brain Abnormalities: The Maastricht Study'. De eerste auteur is dr. Marnix van Agtmaal, die in september promoveerde aan de Universiteit Maastricht en wiens proefschrift is genomineerd voor de 'beste proefschrift van het jaar'-prijs van de vakgroep Interne Geneeskunde van het Maastricht UMC+. Dr. Miranda Schram is samen met prof. Coen Stehouwer de laatste auteur.