Vooral daglicht heeft invloed op het bioritme van de mens
Het is gunstig voor de volksgezondheid als we in Nederland het hele jaar door de standaardtijd (wintertijd) instellen. In deze tijdinstelling komt de zon vroeger op, en dit sluit beter aan bij het bioritme van de mens. Dit blijkt uit een internationaal literatuuronderzoek van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu . Hierbij is gekeken naar verschillende slaap- en gezondheidsaspecten.
In Nederland wisselen we nu twee keer per jaar tussen de standaardtijd (wintertijd) en zomertijd. Direct na de wisselingen slapen mensen slechter; vooral direct na de wisseling naar de zomertijd slapen mensen korter. Ook zijn er gezondheidseffecten te zien na de wisselingen. Zo komen er meer hartinfarcten voor direct na de wisseling naar de zomertijd. Zulke directe effecten treden niet meer op bij een vaste tijdinstelling voor het hele jaar.
Vooral daglicht heeft invloed op het bioritme van de mens – het moment waarop we ’s ochtends wakker worden en ’s avonds slaperig. Het is voor de volksgezondheid dan ook het beste om een tijd in te stellen die aansluit op het natuurlijke dag- en nachtritme op aarde. Dat betekent een instelling waarbij de zon vroeg opkomt, wat het geval is bij de standaardtijd. Wanneer we het hele jaar door zomertijd instellen, is dat voor de gezondheid minder gunstig dan het hele jaar door standaardtijd. Dit blijkt uit studies naar onder andere slaapduur en slaapkwaliteit, het aantal mensen met kanker, en de levensverwachting in het algemeen.
Overigens zou het voor de volksgezondheid nog beter zijn als Nederland de tijd rond de nulmeridiaan in Greenwich (Engeland) het hele jaar door instelt; dat is één uur vroeger dan onze standaardtijd.
De Europese Commissie heeft in 2018 voorgesteld dat alle lidstaten een vaste tijdinstelling kiezen voor het hele jaar, en dus niet meer wisselen tussen standaardtijd en zomertijd. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu gevraagd de effecten op de volksgezondheid van de twee vaste tijdinstellingen en de effecten van de wisselingen te onderzoeken. Dit rapport draagt bij aan het bepalen van een standpunt van het kabinet