Door de vergrijzing stijgt het aantal ouderen met kanker

Als een 80-jarige meneer - die slecht ter been is en een ver gevorderd stadium van alzheimer heeft - kanker krijgt, vragen zorgverleners en familie zich ongetwijfeld af of behandelen wel zinvol is. Een superfitte mevrouw van dezelfde leeftijd krijgt die chemokuur natuurlijk wel. Maar bij alle ouderen die daar qua fitheid of gezondheid tussenin zitten, is dat niet zo duidelijk. Dat kan leiden tot zowel onder- als overbehandeling. UMC Utrecht-onderzoeker Inez van Walree pleit ervoor om bij deze mensen altijd een geriater mee te laten kijken om te komen tot een behandeling op maat.

Door de vergrijzing stijgt het aantal ouderen met kanker. De behandelend arts moet oudere patiënten en hun naasten uitgebreid informeren over de verschillende behandelopties om samen tot een verstandige behandelkeuze te komen. Er zijn echter meerdere factoren die dit belemmeren. De meeste behandelrichtlijnen voor patiënten met kanker zijn gebaseerd op onderzoek met jonge fitte mensen. Ze zijn dus vaak niet geschikt voor ouderen met kanker. Vooral niet voor kwetsbare ouderen. Daarnaast krijgen ouderen vaker bijwerkingen en de behandeling valt hen vaak zo zwaar dat ze ermee stoppen. 

Bovendien zijn voor ouderen soms andere uitkomsten belangrijk dan voor jongeren; een jongere wil vaker iedere kans op overleving aangrijpen, en accepteert daarom ook vaker bijwerkingen van de behandeling. Voor een ouderen zijn andere uitkomsten even belangrijk of belangrijker dan de kans op overleving, zoals of ze nog in hun eigen huis kunnen blijven wonen. 

Helft maakt chemokuur niet af
Afgelopen dinsdag promoveerde Inez van Walree op dit onderwerp. Uit haar onderzoek blijkt dat slechts twee procent van de 85-plussers met eierstokkanker volgens de richtlijnen wordt behandeld. “Daarnaast maakt de helft van de 80-plussers met verschillende soorten kanker die een chemokuur krijgt, die niet af. Ook wordt vaak van tevoren ingeschat dat een oudere een zware behandeling niet aankan, waardoor er op voorhand een lichtere vorm of lagere dosis wordt gegeven. Maar het is de vraag of dat wel zinvol is.”

Inez pleit ervoor om vóór behandeling beter de mate van kwetsbaarheid van ouderen in te schatten. “We moeten hierbij niet kijken naar de kalenderleeftijd, maar naar de biologische leeftijd: hoe gezond is iemand? Maar ook: hoe staat het met de cognitieve vaardigheden en het sociale netwerk? Hoe zelfstandig is iemand? Dat zijn allemaal factoren die mee bepalen welke behandeling zinvol is. In de praktijk zal dat niet altijd een behandeling gericht tegen de kanker zijn.  De optie best supportive care moet ook met oudere mensen met kanker en hun naasten worden besproken. Dat is een palliatieve behandeling gericht op symptomen, waarbij bijvoorbeeld pijnstilling of middelen tegen benauwdheid worden gegeven. Niet om te genezen: maar om de resterende tijd zo goed mogelijk te maken.”

Behandeling op maat
Voor het inschatten van kwetsbaarheid bij ouderen met kanker, is er een vragenlijst (de G8 screeningstool). Deze kunnen zorgverleners volgens Inez prima gebruiken om vast te stellen of een oudere tot de kwetsbare groep behoort. “Als het antwoord daarop ‘ja’ is, zou de volgende stap moeten zijn dat er een geriatrische beoordeling plaatsvindt. Met behulp van zo’n beoordeling kan beter voorspeld worden wat voor een impact een kankerbehandeling heeft op het leven van deze patiënt en kunnen de verschillende behandelopties met hem of haar besproken worden. Zo kun je samen komen tot een behandeling op maat.”

Hopelijk is op deze manier het aantal onvoltooide chemokuren en andere mogelijk niet-zinvolle kankerbehandelingen te verminderen. “Want daar heeft niemand wat aan”, stelt Inez.