Zeventig internationale hersenonderzoekers waarschuwen dat proefdieronderzoek onder druk staat

Om hersenziektes als depressie, Alzheimer of ADHD te kunnen behandelen, is meer onderzoek naar het brein nodig. Dat kan niet zonder proefdieronderzoek. Zeventig internationale hersenonderzoekers waarschuwen dat proefdieronderzoek onder druk staat, en daarmee de verdere ontwikkeling van behandelingen in gevaar komt.

Ruim een derde van de Europeanen, zo’n 170 miljoen mensen, leidt aan een hersenaandoening, zoals ADHD, autisme, Parkinson, Alzheimer, angststoornissen en hersentumoren. Voor veel van deze ziektes geldt dat ze een grote impact op patiënten en hun naasten hebben, dat ze nog niet te genezen zijn en dat ze veel maatschappelijke kosten met zich meebrengen.

We weten nog steeds relatief weinig over het functioneren van het brein. Hierdoor zijn hersenziekten vaak moeilijk te behandelen. Neurowetenschappers onderzoeken het hele spectrum van het brein: van moleculen en cellen tot hersengebieden en van hun onderlinge interacties tot uiteindelijk gedrag en cognitie. Onderzoekers gebruiken hiervoor verschillende onderzoeksmethoden, waaronder proefdieronderzoek. Dit onderzoek staat echter in toenemende mate onder druk, waarvoor zeventig neurowetenschappers uit binnen- en buitenland waarschuwen in wetenschappelijk tijdschrift Neuron. Zij stellen dat de ontwikkeling van nieuwe behandelingen voor hersenaandoeningen in het geding komt.

Je kunt niet weten wat je niet weet
Omdat nog zo weinig bekend is over de bouw en de werking van de hersenen, is er nog weinig bekend over hoe hersenaandoeningen ontstaan en hoe deze behandeld kunnen worden. Daarom weten neurowetenschappers vaak niet hoe hun onderzoek zal verlopen en welke uitkomst ze kunnen verwachten. Met andere woorden: wat ze niet weten, kunnen ze van tevoren niet weten. In een aanvraag voor wetenschappelijk onderzoek wordt dit echter wel verwacht. De huidige regelgeving biedt de mogelijkheid om onderzoek aan te vragen voor een periode van vijf jaar. Zo’n aanvraag vereist veel details over het verwachte verloop van de studie en de precieze opzet van de experimenten. Bij elke afwijking van de oorspronkelijke aanvraag is nieuwe toestemming nodig. Hierdoor levert onderzoek aan kwaliteit in: er blijft soms te weinig tijd over om experimenten te kunnen uitvoeren of kunnen nieuwe wetenschappelijke inzichten niet meegenomen worden in een experiment. Met gevolgen voor de kwaliteit: een onderzoeker kan een nieuwe gedachtegang, ontstaan op basis van behaalde resultaten, hierdoor lang niet altijd volgen. Terwijl juist dán de grootste ontdekkingen worden gedaan.

Vertraging of stilstand
De onderzoekers stellen dat het systeem zoals hierboven beschreven te inflexibel is geworden om de beste keuzes te maken tijdens experimenten. Dit heeft gevolgen voor de kennis die zij opdoen gedurende het onderzoek. Proefdieronderzoek gaat logischerwijs gepaard met strenge regelgeving om het welzijn van de dieren te waarborgen, maar door de bijbehorende, toenemende administratieve lasten kunnen studies vertraging oplopen of zelfs stilvallen. Op den duur kan dit ertoe leiden dat er geen vooruitgang meer geboekt wordt in neurowetenschappelijk onderzoek, waardoor we als maatschappij niet dichter bij mogelijke behandelingen komen. Ook vrezen de onderzoekers het risico dat proefdieronderzoek zich verplaatst naar landen waar dierenwelzijn aan andere standaarden moet voldoen dan de hoge eisen van de Europese Unie. De neurowetenschappers doen met hun publicatie de oproep de langetermijngevolgen van deze toenemende administratieve beperkingen rondom wetenschappelijk onderzoek in de gaten te houden.

Alternatieven voor proefdieren
Ook in hersenonderzoek wordt gewerkt met andere onderzoeksmethoden dan alleen proefdieronderzoek. Met het streven naar de 3V’s (vervanging, vermindering en verfijning van proefdieren) poogt Nederland voorop te lopen in dierproefvrije innovaties, zoals gekweekte mini-organen. Mini-organen, gemaakt van menselijke cellen, bieden de mogelijkheid om specifieke onderzoeksvragen te beantwoorden en kunnen aanvullend zijn op proefdieronderzoek. Maar hersenziekten zijn aandoeningen die de interactie met de omgeving beïnvloeden en gedrag veranderen. Een mini-brein zal nooit kunnen reageren op de omgeving en kan geen gedrag en cognitie vertonen. Ook computersystemen kunnen proefdieronderzoek ondersteunen, maar niet vervangen. Er is nog weinig bekend over het brein om een computersysteem te bouwen dat de hersenen betrouwbaar kan nabootsen. Dit maakt hersenonderzoek een vakgebied waar proefdiervrij onderzoek lang niet altijd mogelijk is.

Wetenschap bij hersenaandoeningen
Neurowetenschappers doen onderzoek naar de werking van het brein en waarom sommige mensen ziek worden en anderen niet. Ook proberen ze samen met artsen te begrijpen waarom sommige mensen niet of nauwelijks reageren op medicijnen. Dit kan niet zonder proefdieronderzoek, omdat dit informatie oplevert over de onderliggende werking van de hersenen: wat gebeurt er in het brein als een bepaalde behandeling wordt toegepast? Dit is nodig om vast te stellen welke cellen en stoffen betrokken zijn bij reacties op medicijnen. Dit type onderzoek draagt zo significant bij aan de kennis over hersenziekten, als ADHD, autisme, angststoornissen, depressie, eetstoornissen, Alzheimer, Parkinson, epilepsie, ALS en hersentumoren: aandoeningen die nauwelijks te voorkomen zijn, maar waar we, met nieuwe en verbeterde behandelmethoden, wel steeds meer aan kunnen doen.

Kijk hier voor de publicatie