Alle hulpverleners in de keten moeten op de hoogte zijn van de medische situatie van de patiënt
Spoedzorg houdt niet op nadat de patiënt in eerste aanleg is geholpen. Ook na de eerste zorgverlening is het nodig dat zorgverleners goed met elkaar overleggen en overdragen over de patiënt. Dat is de strekking van een brief van Patiëntenfederatie Nederland aan de Tweede Kamer. Die praat op 3 april over spoedzorg.
De Patiëntenfederatie vindt het belangrijk dat alle hulpverleners in de keten op de hoogte zijn van de medische situatie van de patiënt. En dat belemmeringen bij gegevensuitwisseling in spoedsituaties opgelost worden. Zodat, bij patiënten die dat willen, actuele medische gegevens kunnen worden uitgewisseld tussen hulpverleners. Het kan voor patiënten letterlijk van levensbelang zijn.
Uit de brief: “Patiënten in de acute zorg hebben met veel zorgverleners te maken: zowel in de acute zorg (HAP, SEH, ambulance), als in het voortraject en in vervolgzorg na de spoedzorg. Belangrijk is dat patiënten snel bij de juiste schakel in de spoedzorgketen terechtkomen. Zodat patiënten de ‘juiste zorg op de juiste plek’ en op het juiste moment krijgen. Bijvoorbeeld door inrichting van één loket aan de voorkant.
Maar ook de achterkant is belangrijk: de vervolgzorg na de spoedzorg. Vooral bij de groep kwetsbare ouderen is dit van belang. Kan iemand naar huis? Is er eerstelijnsverblijf of opname in het ziekenhuis nodig? Is er thuiszorg nodig? En zo ja, welke thuiszorgorganisatie kent deze patiënt al of levert al regulier zorg?” Belangrijk voor patiënten is dat er herkenbare coördinatie is voor de zorg in de hele keten en de overdracht tussen de verschillende schakels.
Lees hier de brief aan de Kamer