Serosa is een ophoping van vocht achter het netvlies die zorgt voor verslechterd zicht
De oogziekte centrale sereuze chorioretinopathie, ook wel serosa genoemd, kent meer dan één behandelmethode. Welke de beste resultaten oplevert, daar is nog geen consensus over bereikt. Arts-onderzoeker Thomas van Rijssen legde drie behandelingen naast elkaar, en vond een duidelijke winnaar: fotodynamische therapie. Recentelijk verdedigde hij zijn proefschrift.
Uit het klinische onderzoek van Van Rijssen bleek dat serosa beter te bestrijden is met fotodynamische therapie dan met laserbehandelingen of het medicijn eplerenon. “In Nederland is dit al de meest toegepaste behandeling voor de ziekte”, vertelt Van Rijssen, “maar in het Verenigd Koninkrijk wordt het niet eens vergoed. Hopelijk komt daar dankzij deze resultaten verandering in”.
Netvlies
Serosa is een ophoping van vocht achter het netvlies die zorgt voor verslechterd zicht. Bij de meest effectieve behandeling, fotodynamische therapie, krijgen patiënten een stofje toegediend via het bloed: “De stof wordt pas werkzaam als je het blootstelt aan specifiek licht. Hierdoor kunnen we het netvlies heel gericht behandelen door er met een laser op te schijnen.” Na de behandeling, die gericht is op de kleine bloedvaatjes achter het netvlies, keert het vocht vaak niet terug.
Een micropulse laserbehandeling is daarentegen gericht op de pigmentcellen van het netvlies. Een laser verwarmt met hele korte tussenpozen deze cellen om ze aan te sporen het vocht op te nemen. “Deze behandeling is vaak minder effectief, vermoedelijk omdat de oorzaak van de ziekte juist in de bloedvaten zit”, legt de arts uit.
Fopmedicijn
Terwijl Van Rijssen de effectiviteit van de derde behandeling onderzocht, namelijk die met eplerenon, een ‘plaspil’, verscheen er een relevant onderzoek over het medicijn: “Uit dat onderzoek kwam dat de pil net zo goed werkt als een fopmedicijn! Het is maar goed dat uit mijn onderzoek blijkt dat we met fotodynamische therapie een middel hebben dat beter werkt.”
Vervolgonderzoek
Dat een consensus over de beste therapie zo lang is uitgebleven, komt volgens de arts omdat de ziekte lastig te onderzoeken is: “Serosa kan spontaan verdwijnen, waardoor niet altijd duidelijk is of de behandeling werkt of niet.”
Van Rijssens opvolgster zet het onderzoek voort en kijkt onder andere naar de lange termijn resultaten. “Ik verwacht dat vervolgonderzoek zich gaat richten op het ontstaan van de ziekte. Als we daar nou achterkomen, kunnen we wellicht nóg betere behandelingen ontwikkelen.”
Van Rijssen is momenteel in opleiding tot oogarts.