Naar langetermijngevolgen van vroeggeboorte wordt een grote studie gedaan
Elk jaar wordt ongeveer 7 procent van de baby’s in Nederland te vroeg geboren, wereldwijd is dat zelfs 10 procent. 17 november 2022 stond in het teken van deze kinderen, dan is het Wereld Prematurendag. TNO doet met de POPS-studie sinds 1983 onderzoek naar de ontwikkeling en gezondheid van bijna alle kinderen die dat jaar te vroeg zijn geboren in Nederland. Het Radboudumc werkt mee aan dit onderzoek en kijkt in het bijzonder naar de gevolgen van vroeggeboorte op de nieren. Samen met TNO en Care4Neo benadrukt kindernefroloog Michiel Schreuder hoe belangrijk het is deze kinderen en volwassenen goed te blijven volgen.
In het POPS-cohort zitten 1.336 mensen die in 1983 zijn geboren bij een zwangerschapsduur van minder dan 32 weken en/of een geboortegewicht onder 1500 gram. Dat is 94% van alle baby’s die in 1983 zeer te vroeg of met een zeer laag geboortegewicht zijn geboren in Nederland. Het cohort heeft over de jaren heen veel informatie opgeleverd over de korte- en langetermijngevolgen voor deze inmiddels bijna 40-jarigen. Nergens ter wereld is een landelijk cohort van deze omvang zo langdurig gevolgd en uitgebreid onderzocht.
Vervolg aan het POPS-onderzoek
Het laatste fysieke onderzoek heeft in 2001 plaatsgevonden, toen de vroeg geborenen 19 jaar waren. Toen heeft TNO, samen met diverse academische ziekenhuizen, het medisch, psychosociaal en maatschappelijk functioneren van de POPS-deelnemers onderzocht. Op 28- en 35-jarige leeftijd is de groep online met vragenlijsten bevraagd. Daarbij is gekeken naar de uitkomsten op het gebied van kwaliteit van leven, levensloop, relaties en zwangerschappen.
TNO-onderzoeker Sylvia van der Pal: ‘Graag zouden we dit weer een vervolg geven, idealiter met een uitgebreid lichamelijk onderzoek. Dat deelnemers aan het POPS-cohort nu bijna 40 jaar zijn en zich in een nieuwe levensfase bevinden, is een mooi moment voor een volgende meting. Bovendien geven de onderzoeksresultaten van 19, 28 en 35 jaar na de geboorte aan dat het belangrijk is de langetermijngevolgen van vroeggeboorte in de gaten te houden.’
Belang van langdurig volgen
Michiel Schreuder is hoogleraar Kindernefrologie in het Radboudumc Amalia kinderziekenhuis. Hij vertelt: ‘Vroeggeboorte is eigenlijk een levend experiment. We redden deze jonge en kleine kinderen wel, maar het is ook belangrijk te weten wat dat betekent voor hun toekomst en hoe je eventuele problemen kan voorkomen. Op 19-jarige leeftijd heeft 50% een verhoogde bloeddruk. Dat leidt op die leeftijd wellicht nog niet tot problemen, maar de kans is groot dat dat op latere leeftijd wel het geval is. Nierschade verwacht je nog niet op die leeftijd, dat heeft tijd nodig. Misschien zie je al wel schade bij 40-plussers, maar wellicht komt het pas later op. Feit is dat bij een niet-gezonde aanleg van de nieren de kans op schade later in het leven groter is. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld diabetes en longschade. Het is belangrijk op zoek te gaan naar klachten die zich bij deze groep gedurende het leven voordoen, zodat we daar preventief wat tegen kunnen doen. Op die manier heeft niet alleen deze groep, maar hebben ook kinderen die nú te vroeg geboren worden baat bij kennis die het POPS-cohort oplevert.’
Een probleem is volgens Schreuder dat vroeggeboorte binnen de kindergeneeskunde al wel aandacht krijgt, maar zodra bij 18 jaar de overstap naar de volwassenzorg gemaakt wordt de impact van vroeggeboorte naar de achtergrond verdwijnt. “Nu worden alleen de meest kwetsbare te vroeg geboren kinderen tot 8 jaar gevolgd, maar op dat moment moet de puberteit nog komen. Het zou daarom mooi zijn als we met een nieuw POPS-onderzoek kunnen laten zien wat vroeggeboorte bij volwassenen teweegbrengt”, vindt Schreuder.
Meer kennis over nieren, brein en longen
Op dit moment wordt gekeken of en hoe een vervolg aan het POPS-onderzoek kan worden gegeven. Van der Pal: ‘We zijn nu aan het in kaart brengen wat we willen bekijken. Daarbij zijn we op zoek naar onderzoekers die vanuit hun expertise geïnteresseerd zijn in dit cohort en mee willen doen aan een nieuwe meting. Het zou geweldig zijn als we de te vroeggeboren volwassenen kunnen onderzoeken op nog een aantal aanvullende zaken in vergelijking met de meting op 19 jaar. De deelnemers vanuit het cohort zijn in ieder geval enthousiast, ik krijg vaak mailtjes met de vraag of er nog een ronde aankomt’.
‘Ik heb goede hoop dat een deel van de mensen die de laatste twee keer online niet mee heeft gedaan, dat nu wel wil doen als het om een fysiek onderzoek gaat. Hoe mooi is het dat onderzoek gedaan wordt op een heleboel gebieden waaronder: hersenontwikkeling, nierschade, bloeddruk, insuline, hart- en bloedvaten, lichaamssamenstelling, longproblemen, zwangerschapsproblemen en fertiliteit en psychosociale thema’s. Er is op heel veel aspecten behoefte aan duidelijkheid, bij wetenschappers, artsen, maar ook vroeggeboren kinderen en hun ouders”, denkt Schreuder.