Er wordt maar weinig de diagnose persoonlijkheidsstoornis gesteld bij adolescenten
Bij professionals lijkt een weerstand te bestaan om een persoonlijkheidsstoornis bij adolescenten te diagnosticeren. Uit het promotieonderzoek van Annelies Laurenssen blijkt dat slechts 9% van de ondervraagden uit een steekproef van 367 psychologen een persoonlijkheidsstoornis bij adolescenten stelt. De angst voor stigma en het idee dat dit niet is toegestaan zijn hier belangrijke redenen voor.
Daarnaast blijkt dat adolescenten met persoonlijkheidspathologie een hoge ziektelast ervaren, vergelijkbaar met volwassenen met een persoonlijkheidsstoornis. De behandeling voor adolescenten met borderline symptomen die Laurenssen onderzocht, lijkt veelbelovend. Zij concludeert daaruit dat vroeg herkennen van symptomen van een persoonlijkheidsstoornis en vroeginterventie essentieel zijn voor adolescenten om ervoor te zorgen dat zij optimale zorg ontvangen.
Ook vergeleek Laurenssen de effectiviteit van Mentalization-Based Treatment met een op maat gemaakte behandeling voor volwassen patiënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis.
Beide behandelingen lieten goede resultaten zien na achtien maanden follow-up. Er waren na die maanden echter geen significante verschillen tussen beide behandelingen. Dit is in lijn met het idee dat goed gespecificeerde, gestructureerde behandelingen voor borderline persoonlijkheidsstoornis even effectief zijn, onafhankelijk van hun theoretische achtergrond. Dit versterkt het idee dat deels generalistische zorg kan worden geboden en deels specialistische zorg om behandeling voor borderline persoonlijkheidsstoornis toegankelijker te maken.