De manier waarop we al vijftig jaar klinisch onderzoek doen, sluit niet meer aan bij deze tijd
Onderzoek naar de effectiviteit van (nieuwe) behandelingen onder patiënten is van groot belang, maar staat steeds meer onder druk. Het Julius Centrum van het UMC Utrecht heeft samen met 31 partners veertig miljoen euro aan Europese subsidie gekregen om te onderzoeken hoe klinisch onderzoek toekomst-proof gemaakt kan worden met behulp van nieuwe technologieën.
“De manier waarop we al vijftig jaar klinisch onderzoek doen, sluit niet meer aan bij deze tijd. Daarom gaan we samen met 31 Europese partners onderzoeken hoe we met de inzet van nieuwe technologieën - zoals apps en sensoren - sneller, betaalbaarder, patiëntvriendelijker én efficiënter onderzoek kunnen doen. Zodat we kunnen blijven investeren in betere zorg voor patiënten”, vertelt onderzoeksleider Rick Grobbee, hoogleraar klinische epidemiologie en oprichter van het Julius Centrum en Julius Clinical (dat klinische trials uitvoert) van het UMC Utrecht.
Belastend
Klinisch onderzoek naar het effect van behandelingen gebeurt tot nu toe vooral in het ziekenhuis. Dit is kostbaar, tijdrovend en gemiddeld valt zo’n dertig procent van de patiënten tijdens het proces uit. “Het is voor patiënten belastend om steeds naar het ziekenhuis te komen. Maar zonder klinische trials kunnen we niet ontdekken welke behandelingen het leven van patiënten verbeteren. Het is dus heel belangrijk dat we op zoek gaan naar nieuwe manieren van onderzoek doen, die aansluiten bij deze tijd. Ons dagelijks leven verandert dankzij alle digitale ontwikkelingen razendsnel. In de zorg voor patiënten zien we ook steeds meer e-health applicaties, waardoor patiënten niet meer naar een ziekenhuis hoeven te komen. Ons onderzoek, Trials@Home, sluit aan bij die ontwikkeling”, vertelt Mira Zuidgeest, onderzoeker bij het UMC Utrecht en associate director Innovatie bij Julius Clinical.
Onderzoekaanpak
Wereldwijd is er op diverse plekken ervaring opgedaan met gebruik van nieuwe technologieën in klinische studies. “Maar die ervaringen zijn nog niet met elkaar vergeleken en geanalyseerd. Daar gaan we eerst naar kijken. Als we bijvoorbeeld ontdekken dat een online benadering en video-uitleg goed werken om patiënten te vinden en enthousiast te maken om mee te doen aan ons onderzoek, dan zullen we dit meenemen in onze opzet”, vertelt Mira.
“Omdat onze studie anders wordt ingericht dan klinisch onderzoek tot nu toe, zullen we steeds moeten kijken of wat we doen past binnen bijvoorbeeld de regels over privacy van patiënten en de richtlijnen voor klinische trials”, vertelt Mira. “Bovendien werken we samen met Europese partners, dus we zullen de opzet zo moeten maken dat het in meerdere Europese landen kan worden uitgevoerd. Als de deelnemers bijvoorbeeld ouderen zijn en in één van de landen gebruiken zij nog nauwelijks een smartphone, dan zullen we alternatieven moeten bedenken.”
Wel is al besloten dat er drie onderzoeksgroepen worden samengesteld, waarbij de eerste groep meedoet aan een ‘traditioneel’ onderzoek in het ziekenhuis. De tweede groep kan volledig buiten het ziekenhuis meedoen. En een derde groep krijgt een combinatie van onderzoek binnen én buiten het ziekenhuis. “Dat stelt ons in staat om te achterhalen welke onderdelen beter in het ziekenhuis kunnen plaatsvinden en welke thuis, bij de huisarts of apotheek in de eigen woonwijk. Dat wordt nog een flinke puzzel, want dat kan per ziekte, opleidingsniveau, culturele achtergrond en leeftijdscategorie verschillen”, vertelt Mira.
Nieuwe technologieën
De inzet van nieuwe technologieën, zoals apps, sensoren en consulten via videoverbinding, maakt het voor patiënten niet alleen eenvoudiger om mee te doen aan een onderzoek. Ook is de kans op betrouwbare antwoorden groter. “Een patiënt hoeft niet pas na zes weken vragen te beantwoorden als ‘Hoe voelde je je in de eerste week?’ maar kan op meerdere momenten op de dag simpelweg korte vragen beantwoorden in een app”, vertelt Rick.
Daarnaast kunnen nieuwe technologieën zorgen voor een flinke kostenbesparing en tijdwinst. “Als een onderzoeker in het ziekenhuis een test doet, dan moeten de door hem of haar gevonden waarden in de computer worden ingevoerd en worden gecontroleerd door een ander. Zo zijn de regels. Maar als een draagbaar apparaat direct een dergelijke waarde meet en doorstuurt naar de onderzoeker, dan is die controle misschien niet meer nodig.”, aldus Rick.
De onderzoekers zullen de komende vijf jaar steeds blijven kijken naar nieuwe technologische ontwikkelingen. “Die ontwikkelingen gaan zo snel, dat we bijvoorbeeld niet alle specifieke draagbare apparaten zullen onderzoeken, maar soorten technologieën”, vertelt Mira.
Het UMC Utrecht hoopt met dit onderzoek een bijdrage te leveren aan de noodzakelijke vernieuwing van het klinisch onderzoek. “We zijn het er allemaal over eens: de oude manier is op termijn niet houdbaar, maar hoe de toekomst eruit gaat zien is nog ongewis. Wij willen komen tot een toekomstbestendig alternatief voor de huidige aanpak van klinisch onderzoek. Daarom werken we intensief samen met alle betrokkenen: regelgevers, farmaceutische industrie, patiëntenverenigingen, zorgverleners en kleine en middelgrote ondernemingen in de zorg”, aldus Rick.