Frustrerend dat beste middel niet voor iedereen beschikbaar is

Het komt steeds vaker voor dat ook in Nederland een tekort is aan medicatie. Het gaat hierbij om uiteenlopende medicijnen, ook die voor zeer veel patiënten noodzakelijk zijn. Dit leidt voor artsen in het UMCG tot moeilijke keuzes.

Arts-microbioloog Robert Huis in ’t Veld krijgt een paar keer per maand een mailtje van de apotheek dat bepaalde antibiotica niet meer beschikbaar zijn. Deze worden gebruikt om infecties te bestrijden. Hij en zijn collega’s houden precies bij, welke patiënten in het UMCG antibiotica krijgen en hoeveel. Hij weet daardoor welke patiënten die dag het niet meer beschikbare middel nodig hebben. 

Zoektocht naar alternatief middel
Huis in ’t Veld komt na zo’n mailtje meteen in actie om een plan te maken hoe dit voor die patiënten het beste is op te lossen. ‘Ik leg dan contact met hun directe behandelaar, bijvoorbeeld een hematoloog of uroloog. Samen zoeken we dan naar een ander middel dat de patiënt zo goed mogelijk kan helpen. Soms komen we uit bij een antibioticum dat meer bacteriën raakt dan alleen die ene bacterie die de infectie bij de patiënt veroorzaakt heeft. Zo’n antibioticum heeft vaak meer bijwerkingen of reageert vaker met andere geneesmiddelen die de patiënt krijgt. Soms is het alternatief een niet-geregistreerd middel. Dat wil niet zeggen dat het een slecht middel is, maar dat de fabrikant het niet op de Nederlandse markt brengt. Doorgaans kunnen we gelukkig met deze alternatieven de patiënt goed helpen.’

Als arts niet gewend aan tekorten
Huis in ’t Veld is als arts opgeleid om patiënten te behandelen met het beste middel dat er is. Maar bij een tekort lukt dat niet altijd. ‘Je wilt je eigenlijk niet met dit soort puzzels bezighouden. Tegelijk ben ik blij en dankbaar dat ik het voor de patiënten kan doen. In een rijk land als Nederland ben je gewend dat alle middelen er zijn. Artsen in landen met weinig middelen of in oorlog, zoals in Oekraïne, zijn meer gewend om te werken met wat ze wél hebben.’

Zijn antibiotica écht nodig?
‘In Nederland houden artsen-microbioloog zich bezig met alle antibiotica die in een ziekenhuis gegeven worden. In andere landen is dat niet zo. Daar moeten medisch specialisten zelf beslissen over het voorschrijven van antibiotica. Daardoor kan het geven van antibiotica een gewoonte worden in hun vakgebied, ook al is daar niet altijd wetenschappelijk bewijs voor. Als het middel écht nodig is, moet het voorgeschreven blijven. Ik heb geleerd dat het belangrijk is om hierover samen te werken met de ziekenhuisapotheker en internist-infectiespecialist.’

Wie krijgt het schaarse middel?
Hij heeft al enkele keren zeer moeilijke keuzes moeten maken als blijkt dat een middel langdurig niet beschikbaar is. ‘Dan gaat het middel in de eerste plaats naar patiënten van wie vaststaat dat ze er het meeste baat bij hebben. Dit gebaseerd op alle beschikbare kennis en wetenschappelijke inzichten. Patiënten waarbij het minder zeker is dat het helpt, hebben dan een lagere prioriteit. Gevolg daarvan is dat je die patiënt moet ondersteunen met een ander middel dan je het liefste zou geven. Ik vind dat als arts heel moeilijk. Gelukkig komt het maar zelden voor.’

In Nederland een tekort aan astmapufjes
Job van Boven, apotheker bij Klinische Farmacie & Farmacologie in het UMCG, herkent dit soort situaties. Hij kreeg als bestuurslid van de Longalliantie Nederland dit voorjaar te maken met een tekort aan astmapufjes. Er zijn in Nederland ongeveer een half miljoen mensen die een pufje nodig hebben bij ademtekort; het zorgt er voor dat hun luchtwegen weer wat wijder worden. Van Boven: ‘Er was een Europees productieprobleem. Maar de gevolgen daarvan merkten we in Nederland het meest. Dit komt mede omdat in Nederland door het preferentiebeleid maar één merk pufje wordt vergoed door de zorgverzekeraars. Andere landen konden daardoor overstappen naar een andere fabrikant, maar wij in Nederland niet.’ 

Toestemming IGJ om pufjes te importeren
Ook hij ondernam meteen actie. Hij had contact met beroepsgroepen, het ministerie van VWS, verzekeraars, fabrikanten en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ); die laatste moet toestemming geven om medicatie uit het buitenland te mogen importeren. Na een paar spannende weken begon die levering gelukkig op gang te komen.

‘Bewaar voor de jonge kinderen’
De pufjes zorgen ervoor dat het geneesmiddel rechtstreeks in de longen terecht komt. En pillen werken niet voor deze groep patiënten. Daarom waren ook hier moeilijke keuzes noodzakelijk. ‘Kleine kinderen kunnen niet naar een ander type pufje zoals een poederinhalator overstappen. Zij hebben nog niet genoeg ademkracht om het werkzame poeder uit de inhalator in ademen. Het motto was dan ook: ‘Bewaar voor de jonge kinderen’. Het weinige aantal pufjes dat er nog was, is daardoor aan die patiënten gegeven die dit het hardst nodig hadden.’

Patiënten vaker naar spoedhulp of ziekenhuis
Patiënten boven de 6 jaar moesten daardoor soms over naar een voor hen niet-optimale inhaler. Dat bleef niet zonder gevolgen. Van Boven: ‘Helaas is gebleken dat er in Nederland ongeveer 20 meldingen zijn geweest van patiënten die door het andere middel naar de SEH moesten gaan of in het ziekenhuis zijn opgenomen. In het UMCG hebben we dat gelukkig niet meegemaakt. Onze voorraad was genoeg, maar we willen deze situatie in de toekomst uiteraard voorkomen.’ 

Frustrerend dat beste middel niet voor iedereen beschikbaar is
Het frustreert Huis in ’t Veld dat hij maar zo weinig invloed heeft op de bron van het probleem. ‘Het bestaan van antibiotica heeft misschien wel de grootste positieve invloed op de gezondheid van mensen gehad. Ik gun het iedere patiënt om het beste middel kunnen krijgen. Het liefst wil je daarom van ieder antibioticum een veilige productieketen hebben om voldoende voorraad beschikbaar te hebben. Dat dit niet lukt, dat is frustrerend.‘

Oplossing vereist politieke keuzes over voorraadbeheer en preferentiebeleid
Ook Van Boven ervaart dat de oplossing buiten zijn directe invloedsfeer ligt: ‘Door het preferentiebeleid is er flink op kosten van geneesmiddelen bespaard; dat is een belangrijk politiek punt. Maar het zorgt er ook voor dat er steeds minder alternatieven beschikbaar zijn en dit soort tekorten dus kunnen ontstaan. Ik houd me bezig met de vraag hoe je een balans vindt tussen voldoende voorraad om tekorten te voorkomen en het vermijden van een te grote voorraad waardoor je misschien middelen moet weggooien omdat je ze niet meer mag gebruiken. Moet je grotere voorraden aanhouden of moet je naar een preferentiebeleid met meer leveranciers voor sommige middelen? Het zijn politieke keuzes die Nederland moet maken. Op die keuzes heb ik helaas maar beperkte invloed.’

Bron: UMCG