Minder dan 20% van de zorgverleners pakt een dergelijk moment aan om dit gesprek te voeren
Jessica Kiefte doet als hoogleraar Population Health aan het LUMC onderzoek naar leefstijl en gedragsverandering in een brede context. Daarbij richt ze zich onder andere op het concept van het teachable moment: het juiste moment om met de patiënt over zijn of haar leefstijl te praten. “Studenten vragen zich soms af: mág ik deze vragen wel stellen? Maar met de juiste vragen op het juiste moment kom je veel verder.”
Jessica Kiefte kan zich nog een voorbeeld herinneren, van hoe het níet moet. “Een patiënt die met een acuut hartinfarct naar het ziekenhuis werd gebracht, kreeg meteen op de spoedeisende hulp de vraag of het nu niet het juiste moment was om te stoppen met roken. Dat komt natuurlijk helemaal niet aan, zo’n patiënt zit nog volop in de stress en spanning. Dat is absoluut niet het juiste moment voor een dergelijk gesprek.”
Wat dan wel het juiste moment is? “Dat kan een nacontrole zijn, waar de medisch specialist tijd heeft om een ander gesprek te voeren. De arts kan dan vragen wat deze situatie heeft gedaan met de patiënt, hoe hij zich nu voelt. Dat kan de patiënt aan het denken zetten.”
Teachable window
Uit onderzoek blijkt dat er verschillende ‘teachable moments’ zijn, al spreekt Kiefte liever van een ‘teachable window’: een aantal momenten waarop de patiënt ontvankelijk is voor een gesprek over diens leefstijl. Dat zijn de momenten ná een verslechtering van de gezondheid, als bijvoorbeeld een (chronische) ziekte wordt gediagnosticeerd, of als er voor het eerst of nieuwe medicatie nodig is. Ook andere belangrijke mijlpalen in het leven, zoals zwangerschap of de ziekte of het overlijden van een dierbare, kunnen teachable moments te zijn.
Kiefte: “We vermoedden altijd dat patiënten zich op dit moment kwetsbaar voelen en daardoor openstaan voor verandering. Maar het blijkt iets anders te liggen; onderzoek dat we hebben gedaan bij mensen met een hart- of vaatziekte wijst uit dat zij na een dergelijke diagnose anders naar zichzelf en hun rol in de maatschappij kijken. Ineens gaan ze nadenken over hoe zij hun nieuwe rol het beste kunnen vormgeven. Dit besef is een belangrijk aanknopingspunt voor de zorgverlener om door te praten over de gezondheid van de patiënt en wat hij of zij er zelf aan kan doen.”
Helaas blijkt dit nog maar weinig in de praktijk te gebeuren: minder dan 20% van de zorgverleners pakt een dergelijk moment aan om dit gesprek te voeren. “En vaak wordt dan ook te veel ingespeeld op emoties als angst voor herhaling en de risico’s die de patiënt loopt. Dat kan echt anders.”
Opleiding
Begrijpelijk is het wel, stelt Kiefte. Een groot deel van de huidige zorgverleners is nog opgeleid in het oude systeem, waar het medische aspect van de aandoening centraal staat. “Zij hebben beperkt geleerd om de patiënt in de volle breedte te zien en door te vragen.”
Dat doorvragen is belangrijk; soms zijn er redenen waarom een patiënt een ongezonde leefstijl heeft, dan is het goed om hierover in gesprek te gaan. “Als je grote financiële problemen hebt, heb je mentaal geen ruimte om ook nog eens na te denken over je eigen leefstijl. Daar kom je alleen maar achter door als zorgverlener dóór te vragen. En dat moet je eigenlijk al vroeg in de geneeskundeopleiding leren.”
De hoogleraar pleit dan ook voor de wijziging van de curricula van opleidingen op alle niveaus. “Binnen de studie geneeskunde is er al een verandering gaande: in het Raamplan van de opleiding is al meer aandacht voor preventie en de bredere kijk op de patiënt. Dat zou ook in andere opleidingen doorgevoerd mogen worden.”
Kiefte ziet dat de jongere generatie zorgverleners al andere vragen stelt aan de patiënt. “Zij kijken breder dan alleen het medische aspect.” Tegelijkertijd is er nog veel terughoudendheid: “Ze vragen zich af of ze deze vragen wel mogen stellen, of ze zich wel mogen mengen in het privédomein van de patiënt. Maar door veel te oefenen met verschillende gesprekstechnieken, gaat dat steeds beter.”
GLI
Een belangrijke ontwikkeling is ook dat er steeds meer doorverwijsmogelijkheden zijn voor patiënten die aan hun leefstijl willen werken. “Veel ziekenhuizen hebben inmiddels een leefstijlzorgloket waar tijd en ruimte is om verder met de patiënt in gesprek te gaan.”
Ook op andere manieren kan de patiënt verder worden geholpen. Zo kunnen zorgverleners van de afdeling Hartziekten in het LUMC sinds een tijdje patiënten aanmelden voor een Gecombineerde Leefstijl Interventie (GLI) door koppeling van leefstijlcoaches in de regio. De huisarts wordt hierover netjes geïnformeerd en er is direct contact met een leefstijlcoach. “Dit was relatief eenvoudig te regelen, door goede afspraken met elkaar te maken. Met kleine stappen kunnen we zo de patiënt naar een gezondere leefstijl begeleiden.”
Bron: NFU