Het KWF kent voor dit onderzoek een subsidie toe van 912.000 euro
Veel vrouwen met invasieve borstkanker, bij wie tegelijkertijd een vroeg stadium borstkanker (DCIS) aanwezig is, ondergaan nog altijd een borstamputatie. Dit gebeurt ook als zij vooraf al chemotherapie of andere systemische behandelingen krijgen. Dat komt doordat artsen lang dachten dat dit voorstadium, het zogeheten ductaal carcinoom in situ (DCIS), niet goed reageert op deze therapieën. Nieuw onderzoek van Maastricht UMC+ brengt daar mogelijk verandering in. De studie moet duidelijk maken of én bij wie DCIS wél helemaal verdwijnt na behandeling, zodat vaker gekozen kan worden voor een borstsparende operatie.
Het KWF kent voor dit onderzoek een subsidie toe van 912.000 euro. Het project is een samenwerking tussen de afdelingen Radiologie en Nucleaire Geneeskunde, Pathologie en Chirurgie van het Maastricht UMC+.
Borstsparend opereren: nu nog niet voor iedereen
Bij invasieve borstkanker wordt vaak eerst een behandeling met medicijnen (neoadjuvante systemische therapie, NST) gegeven. Hierdoor krimpt de tumor en kan de borst vaker behouden blijven. Maar bij patiënten die naast invasieve borstkanker ook DCIS hebben, wordt meestal alsnog gekozen voor amputatie, uit vrees dat DCIS achterblijft. Nieuw onderzoek laat echter zien dat DCIS bij vrouwen met HER2-positieve borstkanker in zeker de helft van de gevallen volledig verdwijnt na deze therapie.
Doel: gerichter bepalen wie borst kan behouden
Het Maastrichtse onderzoek richt zich op het voorspellen van deze volledige verdwijning van het ductaal carcinoom in situ. De onderzoekers bestuderen kenmerken in weefsel en beeldvorming die samenhangen met een goede reactie op de therapie. Op basis daarvan willen zij een voorspellingsmodel ontwikkelen, zodat artsen en patiënten beter kunnen inschatten of een borstsparende operatie veilig mogelijk is. Deze studie wordt landelijk verdeeld over tenminste 23 verschillende centra, waarbij de rol van het MUMC+ leidend en overkoepelend is.
Ook voorkeur van patiënten telt mee
Naast medische factoren onderzoekt het team ook hoe patiënten hun voorkeuren laten meewegen in de keuze voor de soort operatie. Dr. Thiemo van Nijnatten, nucleair radioloog en hoofdonderzoeker, benadrukt het belang hiervan: "Als we nauwkeuriger kunnen voorspellen welke patiënten goed reageren op de therapie, kunnen we meer vrouwen een borstbesparende behandeling aanbieden. Dat betekent niet alleen minder ingrijpende operaties, maar ook een betere kwaliteit van leven."
Bron: Maastricht UMC+