Door tekorten op de arbeidsmarkt en toenemende zorgvraag van bijvoorbeeld ouderen komt de beschikbaarheid van de zorg voor de burger onder druk te staan.

Nederland moet voorkomen dat de medisch specialistische zorg op korte termijn te maken krijgt met een koude sanering. Door tekorten op de arbeidsmarkt en toenemende zorgvraag van bijvoorbeeld ouderen komt de beschikbaarheid van de zorg voor de burger onder druk te staan. Ook door de groei van de kosten, ondanks beleidsinterventies, komt de houdbaarheid van het huidige zorgstelsel verder in het gedrang.

“Kwalitatief goede en toegankelijke zorg tegen acceptabele kosten kan dan niet langer worden gegarandeerd”, zegt Anna van Poucke, partner bij KPMG en sectorleider Health. Van Poucke: “Het risico is dat dit ten koste gaat van de solidariteit. Niet ingrijpen betekent dat een verdere verhoging van het eigen risico of inperking van de aanspraken in de basisverzekering op de loer ligt.

Gezien de politieke gevoeligheid van kostengroei en de verslechterde toegang tot de zorg, lijkt het onoverkomelijk dat er uiteindelijk beleid komt om dit scenario af te wenden. Nu wordt dat gezocht in hoofdlijnenakkoorden, waarin de kosten geforceerd worden beperkt en overschrijdingen van het budget verhaald worden op de sector. Een onwenselijk scenario, waardoor veel ziekenhuizen in financieel zwaar weer zullen belanden met als resultaat een verschraling van het zorgaanbod door sluiting van SEH’s, IC’s of complete afdelingen. Maar ook met te weinig ruimte om te investeren in de noodzakelijke technologie. Faillissementen liggen op de loer.”

Financieel belang bij eigen productie
Van Poucke constateert dat de noodzakelijke transformatie van de Nederlandse zorg, met focus op het voorkomen van zorgverlening en op het leveren van zorg waar deze echt nodig is, nog onvoldoende plaatsvindt. Van Poucke: “Een transformatie die geblokkeerd wordt door de huidige financiële prikkels, de beperkte inzet van data en technologie en het ontbreken van een centrale regie. Binnen het stelsel is er ruimte om dat anders te doen. Denk aan variatie in bekostiging voor verschillende doelroepen, met verantwoordelijkheid voor de zorgkosten bij één aanbieder.

Realiseer je ook dat verplaatsen van zorg naar thuis of de huisarts desinvesteringen oplevert voor ziekenhuizen. Biedt daar een vangnet voor aan. Uit het nieuwe KPMG-onderzoek ‘Wie doet het met wie in de zorg’ onder Nederlandse zorgbestuurders blijkt dat bijna de helft aangeeft gerichte financiële prikkels te ontberen om pro-actief binnen én buiten de keten samen te werken. Ook wordt de noodzakelijke samenwerking tegengewerkt door schotten die er op dit moment bestaan tussen de verschillende geldstromen met verschillende eigenaren. Daar kunnen lokale coöperaties tussen gemeentes en zorgverzekeraars helpen.”

Onvoldoende inzet data en technologie
Uit het onderzoek van KPMG blijkt verder dat data en technologie onvoldoende worden ingezet om de kwaliteit van de zorg te verbeteren en het zorggebruik te verlagen. Van Poucke: “Tijd en geld gaat verloren aan het overdragen van informatie tussen zorgaanbieders onderling. Diagnostiek wordt vaak nog in het ziekenhuis gedaan, terwijl het technisch mogelijk is om dit eerstelijns of zelfs thuis te doen.

Bijna 70% van de bestuurders geeft aan dat technologie de komende jaren een cruciale rol heeft bij het verplaatsen van zorg, maar bij 80% wordt de IT-agenda nog gedomineerd door het elektronisch patiëntendossier. Heel begrijpelijk, maar daar moet een ommekeer in komen. Er is een digitale strategie met aandacht voor uitwisseling van data met patiënten en andere zorgprofessionals nodig. Daar ligt niet alleen een rol voor de zorgbestuurders, de overheid zal bijvoorbeeld actiever moeten worden met centrale regie op de standaardisatie van datamodellen. Pas dan is uitwisseling en transformatie van het zorgproces mogelijk.”

Steeds kleinere rol ziekenhuizen
Van Poucke ziet in het nieuwe scenario een steeds kleinere rol voor de huidige algemene ziekenhuizen. Van Poucke: “ In plaats daarvan krijgen we in Nederland lokale zorgcentra waar laagcomplexe specialistische zorg wordt geleverd, zo’n dertig interventiecentra waar hoogcomplexe zorg, zoals complexe interventies worden gedaan en acute zorg en geboortezorg beschikbaar is en gespecialiseerde klinieken voor laagcomplexe electieve ingrepen. In een aantal landen om ons heen, is die beweging al succesvol ingezet. We moeten ons realiseren dat meer centrale regie op die decentrale transformatie nodig is.”