Wanneer patiënten een bloedverdunner gebruiken wordt er niet vaak gewisseld naar een andere groep bloedverdunner

Wanneer huisartsen bloedverdunnende medicatie (orale anticoagulantia) voorschrijven aan patiënten bij wie recent boezemfibrilleren is ontdekt, wordt in de meeste gevallen gekozen voor direct orale anticoagulantia (DOAC). Patiënten die al langer boezemfibrilleren hebben en al bloedverdunners gebruiken, krijgen voornamelijk vitamine K antagonisten (VKA) voorgeschreven. Dit blijkt uit onderzoek van het Nivel. Het onderzoek verscheen onlangs in het wetenschappelijk tijdschrift British Journal of General Practice Open (BJGP Open).

Wanneer boezemfibrilleren gediagnosticeerd wordt, zal in de meeste gevallen een bloedverdunner voorgeschreven worden, om de kans op een bloedstolsel te verkleinen. Er zijn 2 groepen bloedverdunners: Vitamine K remmers (VKA’s)  en de Directe Orale Anticoagulantia (DOAC’s). Bij gebruik van Vitamine K remmers vinden er regelmatig controles plaats bij de trombosedienst. De dosering wordt aangepast op de uitkomsten hiervan. DOAC’s kwamen in 2008 in Nederland op de markt. Eerst alleen voor medisch specialisten, maar sinds 2016 worden deze ook vergoed door de zorgverzekeraar wanneer huisartsen ze voorschrijven. Dit nadat het Nederlands Huisartsen Genootschap het standpunt Orale anticoagulantia uitbracht. Deze bloedverdunners hoeven niet te worden gecontroleerd door de trombosedienst, omdat zij op een ander punt in het stollingssysteem aangrijpen. DOAC’s worden dan ook in vaste dosering gebruikt. Dit is een voordeel ten opzichte van VKA’s. In de ziekenhuiszorg is er een duidelijke voorkeur voor DOAC’s in de richtlijn voor boezemfibrilleren, maar in de richtlijn voor huisartsen worden de twee opties als gelijkwaardig gezien en is er geen voorkeursadvies welke voor te schrijven bij het starten van een bloedverdunner. Uit ons onderzoek blijkt dat huisartsen wel een voorkeur hebben. Al heel snel na het beschikbaar komen van deze DOAC’s, schrijven huisartsen ze voor aan 88% van de patiënten die starten met een bloedverdunner in verband met boezemfibrilleren.

Er wordt niet veel gewisseld tussen de verschillende typen bloedverdunners
Wanneer patiënten een bloedverdunner gebruiken wordt er niet vaak gewisseld naar een andere groep bloedverdunner, dat geldt zowel voor patiënten die net starten met een bloedverdunner als patiënten die al langer een bloedverdunner gebruiken. Doordat nieuwe patiënten vooral DOAC’s krijgen, zal het aantal patiënten met een VKA afnemen. Daarom is het belangrijk na te denken over de vraag hoe de controles van bloedstollingswaarden, die nu door de trombosediensten worden gedaan, in de toekomst ook veilig kunnen worden georganiseerd. Er zal immers altijd een kleine groep patiënten blijven bestaan voor wie een DOAC niet geschikt is. Deze patiënten blijven aangewezen op een VKA met bijbehorende noodzakelijke controles.

Het onderzoek
De gebruikte data uit 2017-2018 zijn afkomstig uit Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn. We selecteerden 214 huisartsenpraktijken, van wie we gegevens hadden over medicatie en diagnoses. Hiervan hadden in 2018 14 068 patiënten boezemfibrilleren en gebruikten een bloedverdunner.

Bron: Nivel

­