Van de 1.1 miljoen mensen met een arbeidsbeperking die kunnen werken, heeft volgens het CBS bijna de helft geen baan
De verkiezingen zitten erop en de kabinetsformatie is begonnen. Hoog tijd dus om na te gaan wat het huidige beleid om mensen met een beperking aan het werk te helpen heeft opgeleverd. Niet erg veel bevestigen de meeste onderzoeken. Er is veel werkloosheid en een gebrek aan passende ondersteuning. Ieder(in) pleit er daarom voor dat het komende kabinet een nieuw beleid gaat maken. Beleid dat rekening houdt met alle mensen met een beperking.
Werkloosheid onder mensen met een beperking is veel te hoog
Eén ding staat vast. De arbeidsparticipatie van mensen met een beperking is laag. In Nederland hebben 1,7 miljoen mensen een arbeidsbeperking. Hiervan kunnen vanwege hun beperking zo’n 600.000 mensen niet werken. Van de 1.1 miljoen mensen met een arbeidsbeperking die wel kunnen werken, heeft volgens het CBS bijna de helft geen baan.
De banenafspraak was de belangrijkste maatregel van het kabinet om aan deze hoge werkloosheid iets te doen. De maatregel was bedoeld om meer mensen met een beperking op de reguliere arbeidsmarkt aan het werk te helpen. Daarom werd ook de toegang tot de sociale werkvoorziening afgesloten. Alleen een beperkte vorm van beschut werk bleef bestaan. De banenafspraak geldt echter slechts voor een kleine groep en dat brengt onbedoelde neveneffecten met zich mee.
Banenafspraak helpt de één maar benadeelt de ander
Het eerste dat opvalt aan de banenafspraak, is dat die slechts voor een beperkt groep toegankelijk is. Het betreft mensen met een arbeidsbeperking die in het doelgroepregister staan: nu zo’n 225.000 mensen. Het gaat voornamelijk om jongeren in de Participatiewet die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen, en Wajongers met arbeidsvermogen. Voor deze twee groepen zijn de arbeidskansen de afgelopen jaren inderdaad wat verbeterd, maar de inkomenspositie is daarentegen weer verslechterd.
Tegenover de geringe stijging in arbeidskansen, staat dat de banenafspraak onbedoelde neveneffecten heeft. Sinds de invoering van de banenafspraak in 2015 nemen veel werkgevers alleen nog mensen met een arbeidsbeperking aan die in het doelgroepregister staan (om zo een dreigend quotum te ontlopen). En ook gemeenten doen vooral hun best om deze groep aan het werk te helpen. Het directe gevolg is dat de arbeidskansen voor de rest zijn verslechterd. Te weten: de vele honderdduizenden mensen met een arbeidsbeperking die buiten het doelgroepregister vallen. Volgens berekeningen van Ieder(in) betreft dit grofweg 800 duizend mensen.
Hoe sterk de kans op werk voor sommige groepen is verminderd, mag blijken uit het volgende cijfer. Het SCP constateerde onlangs dat de kans op werk voor mensen die vroeger in aanmerking zouden zijn gekomen voor de sociale werkvoorziening, is gedaald van 55% naar 40%.
Ook kwaliteit van werk laat te wensen over
De meeste deskundigen zijn het erover eens dat de arbeidsparticipatie per saldo de laatste jaren nauwelijks is toegenomen. De arbeidsparticipatie is echter niet het enige probleem. Ook de kwaliteit van het werk laat te wensen over: het aantal jonggehandicapten dat een vaste baan vindt is in iets meer dan tien jaar ruim gehalveerd. Verder ontvangen wij veel signalen dat mensen met een beperking onder hun niveau werken.
Huidige uitkeringsstelsel pakt verkeerd uit
Afgezien van de banenafspraak is het beleid van dit kabinet, maar ook van eerdere kabinetten, er vooral op gericht geweest de aanspraak op arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen – zoals de Wajong – te beperken. Dit heeft ertoe geleid dat veel jongeren met een beperking in de Participatiewet zijn terecht gekomen – met een inkomen op bijstandsniveau – of helemaal geen uitkering meer krijgen. Voor mensen met levenslange aandoeningen leidt dit tot aantasting van hun bestaanszekerheid. Daar komt nog bij dat het krijgen van ondersteuning bij het vinden of behouden van werk vaak moeizaam verloopt of niet lukt. Velen zijn uit beeld verdwenen. Dit probleem speelt het sterkst bij de mensen die geen recht hebben op een uitkering maar treft ook mensen in de Participatiewet.
Het roer moet om
Gezien de povere resultaten van het beleid de afgelopen jaren, is voortmodderen op dezelfde weg geen optie. Een nieuw kabinet zal het over een totaal andere boeg moeten gooien. Om de arbeidsparticipatie te bevorderen, is het allereerst noodzakelijk dat alle mensen die drempels ervaren bij het vinden van werk ondersteuning kunnen krijgen. Nu is het al dan niet krijgen van ondersteuning sterk afhankelijk van de regeling waar je onder valt of de gemeente waar je woont.
En ook alle mensen die in het werk belemmeringen ervaren, moeten passende ondersteuning kunnen krijgen. Zodat ze echt in een gelijkwaardige positie komen.
Dit alles gaat verder dan alleen het vernieuwen en opnieuw openstellen van de sociale werkvoorziening waar veel over wordt gesproken. Ieder(in) wil betere arbeidskansen voor alle mensen met een beperking! In principe op de reguliere arbeidsmarkt met de juiste ondersteuning (ofwel een inclusieve arbeidsmarkt). Als de persoon zelf liever beschut werkt en daar beter ondersteund kan worden, moet die mogelijkheid beschikbaar zijn. Ook daar, waar mogelijk, met uitzicht op de reguliere arbeidsmarkt.
Een inclusieve arbeidsmarkt moet het doel zijn
Het realiseren van een inclusieve arbeidsmarkt, moet het doel zijn van het nieuwe kabinet. En dat behelst meer dan alleen het bevorderen van de arbeidsparticipatie. Het VN-verdrag Handicap is daar heel duidelijk over. Volgens het verdrag horen deze aspecten bij de inclusieve arbeidsmarkt:
– mensen met een beperking werken op hun eigen niveau
– werken loont
– er is passende ondersteuning beschikbaar op de werkplek of bij het zoeken van werk
– het werk is (grotendeels) duurzaam
– er is (carrière) perspectief voor persoonlijke en professionele ontwikkeling
Kortom, ook op het gebied van de kwaliteit van werk heeft het nieuwe kabinet nog het nodige te doen.
Meer weten?
Ieder(in) heeft ook een uitgebreid achtergrondartikel gemaakt over wat er nodig is om te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt.