Dat blijkt uit een enquête van de cliëntenorganisatie MIND
Patiënten met psychische problemen vinden dat ze te weinig betrokken worden bij het stellen van hun diagnose. Ook worden er vaak geen duidelijke afspraken gemaakt over de behandeling. Dat blijkt uit een enquête van de cliëntenorganisatie MIND onder meer dan 750 mensen, waarvoor Reporter Radio bericht.
Meer dan 66 procent van de deelnemers reageert negatief op de stelling dat de hulpverlener duidelijke afspraken had gemaakt over het stellen van de diagnose en het kiezen van de behandeling. Hulpverleners maken onvoldoende duidelijk welke beslissingen er nodig zijn. Patiënten en hun familieleden geven aan dat zij meer betrokken willen worden in die besluitvorming.
Volgens Roelf Scholma van MIND kan meer inspraak een positief effect op de behandeling hebben. “Eigen regie en dus inspraak in de behandeling zorgt ervoor dat de cliënt volledig achter de keuze staat en zich verantwoordelijk voelt om er een succes van te maken. Dit maakt de cliënt sterker en zelfverzekerder.”
Daarnaast gaf 80 procent aan dat ze van hulpverlener zijn gewisseld. De deelnemers reageren overwegend negatief over de aansluiting van behandelaars. Zo geeft 70 procent aan dat zij hun verhaal opnieuw moesten doen. Ongeveer 59 procent geeft aan dat er geen goede overdracht was tussen de verschillende hulpverleners, waardoor dat contact stroef verloopt.
Volgens Scholma van MIND gaat er bij de overdracht nog wel eens wat mis. Zo blijkt dat toch niet alle essentiële gegevens van de cliënt in het dossier staan, waardoor een andere behandelaar weer opnieuw moet beginnen. “Het succes van een behandeling hangt voor een groot deel af van de band en het vertrouwen tussen cliënt en behandelaar. Deze band ontstaat niet vanzelf en moet bij elke wisseling opnieuw worden opgebouwd.”
Volgens een meerderheid van de deelnemers ontbreekt het ook vaak aan tussentijdse evaluatie. Die evaluatie is nodig om te kijken of de diagnose nog wel klopt of dat er een andere behandeling moet worden gekozen.