Borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) komt bij 1,1 % van de Nederlandse bevolking voor

Gespecialiseerde psychotherapieën zijn effectief in het verminderen van de symptomen van borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) en er is minder uitval dan met de zorg die meestal geboden wordt. Dat blijkt uit een nieuwe literatuurstudie waarover collega Matthijs Oud publiceerde in een toonaangevend internationaal wetenschappelijk tijdschrift. Het advies is om deze therapieën vaker in te zetten.

Borderline persoonlijkheidsstoornis (BPS) komt bij 1,1 % van de Nederlandse bevolking voor en heeft een substantiële negatieve impact op het leven van mensen met deze stoornis: ze functioneren slechter, beschadigen zichzelf vaker, ondernemen vaker een suïcidepoging en hebben vaker andere psychische en fysieke problemen.

Er bestaan vier vormen van gespecialiseerde psychotherapie: dialectical behavior therapy (DBT), mentalization-based treatment (MBT), transference-focused therapy (TFP) en schema therapy (ST) voor BPS. De therapieën hebben allen een theoretische kader dat oorzaken en onderhoudsfactoren van BPS verbindt met therapeutische technieken, een BPS-specifieke rationale voor de personen in behandeling, adviezen voor therapeuten (bijvoorbeeld hoe te reageren op problematisch gedrag) en een gestructureerd programma voor de personen met BPS. De behandelingen kennen vaak een lange duur. Maar deze lange vorm wordt of kan vaak niet worden aangeboden.

De literatuurstudie toont aan dat de gespecialiseerde psychotherapieën beter werken dan een gebruikelijke behandeling. Het is dus van belang om ze juist vaker toe te passen. De onderzoekers adviseren om met de cliënt te bespreken welke vorm van gespecialiseerde psychotherapie het beste past. Een andere aanbeveling is dat de instelling waar de behandeling gegeven wordt één van de vier vormen kiest op basis van kosten en kans op succesvolle implementatie.